Een tuin in de stad is pure luxe. Helaas kan het er ook vaak klein, smal en donker zijn, tussen al die omringende gebouwen en muren. Met een slimme aanpak kan je zelfs van een ondankbare plek een heerlijke genietplek maken.
1. Maak klein groter
Zorg voor minstens één opvallend element achterin de tuin: een muur in een felle kleur, een beeld met een sterke uitstraling of een opvallende plant zoals een eeuwenoude olijf. Speel vals: hang een grote spiegel aan de tuinmuur om je tuin te ‘verdubbelen’. Haal het landschap binnen door een raampje of schilder een trompe-l’oeil op de muur. Water verruimt. Een eenvoudig minivijvertje in een pot weerkaatst al een pak licht en maakt je tuin zonniger en groter. Een klein boompje dicht bij het raam zorgt voor dieptezicht en doet de ruimte groter lijken van binnenuit gezien.
2. Smal wordt breder
Een smalle tuin oogt een pak breder als je de lange lijn breekt. Gebruik dwarselementen: lage haagjes, een onderbreking in een lang pad, rozenbogen over de breedte van de tuin, een pergola met dwarse balken of een terras met planken in de breedte. Wissel de lengtelijnen af met kleine gebogen vormen: een rond tafeltje dat uitspringt, een mooie bloempot langs de rand of een kronkeling in het pad.
3. De hoogte in
Laat je muren begroeien, zo lijkt je tuin op te gaan in een groter, groen geheel zonder grenzen. Klimplanten trekken ook vogels aan, die voor extra kijkplezier zorgen. Bekleed een zonnige muur met een mix van geurrozen en kamperfoelie, clematissen en jasmijn. Hang potten met eenjarigen tegen de muren of zet ze op een hoge etagère.
4. Hou het rustig …
Hou het netjes en sober; te veel verschillende voorwerpen of planten maakt onrustig. Beperk de materialen en stem de kleuren van je planten, bloempotten en tegels af op die van de muren of omringende gevels. Wit, blauw, roze en paars maken rustig; veel of felle kleuren verkleinen de ruimte. Is je stadstuin vooral een kijktuin, durf dan te kiezen voor planten met heel grote bladeren.
5. … maar niet saai
Let op dat het niet te saai wordt en leg een paar accenten: een rood kussen, een knalroze bloempot, of een bak met felgele eenjarigen. Herschik regelmatig tafels, stoelen, ornamenten en potten. Zorg dat er ook in de winter wat te beleven valt. Plant sneeuwklokjes, groenblijvende struiken als buxus en taxus, bessenstruiken en geurende winterbloemen. Verlichting geeft kleine tuinen een aparte sfeer
6. Maak lichter
Bleke paden en terrassen, en een tuinmuur in zachte tinten brengen licht in de tuin. Hout wordt snel groen door mos; probeer het te vermijden. Bladplanten met witte of gele randjes lichten donkere hoeken op. Vervang je gazon door riviergrind of fijn dolomiet in een lichte kleur: het bespaart je een hoop werk en oogt zoveel zonniger.
7. Graag netjes
Je stadstuin ligt altijd in het zicht: hou hem netjes. Op een kleine plek oogt rommel nog rommeliger. Knip de snoeivormen regelmatig bij, ruim de borders wat vaker op en hou het gras altijd kort. Zorg voor een compostvat. In een kleine tuin kan je makkelijk al je tuin- (en keuken)afval zelf recycleren.
Welke planten kiezen voor een stadstuin?
- Camelia (Camellia)
- Dwergpaardenkastanje (Aesculus pavia var. discolor 'Koehnei')
- Helleborus
- Herfstanemoon (Anemone nemorosa)
- Hosta
- Japanse esdoorn (Acer palmatum)
- Kaukasisch vergeet-mij-nietje (Brunnera macrophylla )
- Lelie (Lilium)
- Passiebloem (Passiflora)
- Sneeuwklokjes (Galanthus)